Wat me dan toch nog steeds opvalt is hoeveel invloed de ‘buitenkant’ heeft. Dat daar iets van een oordeel aan wordt gekoppeld. Positief of negatief. Zonder ook maar een woord met elkaar gewisseld te hebben. Maakt niet uit waar je bent. In het dorp waar ik woon, in een grote multiculturele stad, in de supermarkt, op het sportveld.
Ik ben eraan gewend geraakt en liet het maar van me afglijden. Sommige situaties blijven ergens in een laatje in je hoofd zitten. Zoals die tijdens mijn allereerste sollicitatiegesprek. Word je bij herhaling verteld door de meneer met wie je het gesprek hebt dat hij toch echt een andere persoon had verwacht. Tja, ik heet Jolanda Bergsma en ik spreek met een Fries accent. Of die keer in het ziekenhuis, een opmerking van de gyneacoloog, midden in de weeën. Lekker hoor.
Over bevallingen gesproken, ik heb twee schatten van kinderen. En ja, qua uiterlijk lijken ze op hun moeder. Maar dan komt het. Mijn zoon wordt er regelmatig mee geconfronteerd dat hij een moeder heeft met Koreaanse roots en daar is hij trots op. Die confrontaties zijn niet altijd even positief, om het maar zacht uit te drukken. Eigenlijk ronduit schofferend. Hij laat het echter niet van zich afglijden maar scheldt terug. Nu weet ik niet of dat zo handig is, maar het helpt hem wel.
Het ligt niet in mijn aard om te schelden, dus ga ik tegenwoordig het gesprek aan. Vraag ik waarom iemand zoiets zegt. Zo gaat dat dan: “waarom zeg je dat?” “ik hou van babipangang” of “vind ik leuk”, “nou, ik niet. Dus ik wil graag dat je dat niet weer zegt”. Dat helpt mij wel. Niet dat ik zoveel kan met het antwoord, maar het blijft niet meer in mijn hoofd zitten. Die vraag stellen lukt niet altijd, omdat je die roepende automobilist of fietser (ik hoor je denken: dat meen je toch niet? Ja, helaas meen ik het wel) niet achterna gaat rennen of omdat je even helemaal flabbergasted bent. Dus nog genoeg om van me af te laten glijden of soms in een laatje te stoppen.
Waarom schrijf ik dit? Al een tijdje loop ik met de gedachte rond om hier iets over te schrijven. Niet omdat ik medeleven zoek of mezelf een slachtoffer vind. Integendeel, ik ben een gelukkig mens en voel mezelf totaal geen slachtoffer. Iets weerhield me toch om dit blog te schrijven. Om er aandacht aan te schenken. Want alles wat je aandacht geeft groeit, toch? Maar ik merk een verharding in de maatschappij. Dat je alles maar kan zeggen waar je zin in hebt. Omdat je het zogenaamd leuk vindt. Of omdat je je helemaal niet bewust bent van het onderscheid dat je maakt.
Ga eerst eens het gesprek aan voordat je een oordeel velt. Of nog beter, vel helemaal geen oordeel. En wees je bewust van het feit dat je onderscheid maakt op basis van afkomst, geslacht, seksuele gerichtheid, politieke gezindheid, handicap, leeftijd, godsdienst etc.
Het is niet mijn bedoeling om belerend over te komen, maar het zou zoveel leed schelen als dit bewustzijn wat meer aanwezig zou zijn.